Snelheidsbegrenzer
Dit systeem voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde snelheid
overschrijdt.
De snelheidsbegrenzer moet handmatig
worden ingeschakeld.
De ingestelde snelheid moet minimaal
30 km/h bedragen.
De ingestelde snelheid blijft na het
afzetten van het contact opgeslagen in
het geheugen.
De snelheidsbegrenzer is een
rijhulpsysteem; de bestuurder moet te
allen tijde de snelheidslimieten in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer
blijven vestigen.
LESEN SIE MEHR:
Wijzigen van een geprogrammeerde snelheid
Druk op deze toets om het
menu "Rijden" te selecteren.
Druk op "Inst. snelheden".
Knop voor het selecteren van de
snelheidsbegrenzer.
Toets voor het verlagen van de ingestelde
snelheid.
Toets voor het verhogen van de ingestelde
snelheid.
Toets voor het inschakelen / onderbreken
van de snelheidsbegrenzing.
Toets voor het beheer van de
geprogrammeerde snelheden.
De volgende handelingen kunnen worden uitgevoerd als u de elektronische
sleutel (inclusief sleutelkaart) bij u hebt, bijvoorbeeld in uw zak. De
bestuurder
moet de elektronische sleutel altijd bij zich hebben.
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren (auto's met
instapfunctie)
Openen van de achterklep (auto's met instapfunctie)
Inschakelen van het hybridesysteem