Parkeerhulp

Deze functie signaleert met behulp van sensoren
in de bumper obstakels in de nabijheid van de auto
(personen, auto's, bomen, slagbomen, enz.) die
binnen het detectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (paaltjes, pionnen, enz.) die
aanvankelijk wel worden gedetecteerd, worden
mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich in de
dode hoek van het detectiebereik van de sensoren
bevinden.
Deze functie is een hulpsysteem: de
bestuurder dient altijd alert te blijven.
LESEN SIE MEHR:
Indien noodzakelijk (inhaalmanoeuvre enz.) kan
de ingestelde snelheid worden overschreden
door het gaspedaal in te trappen.
De snelheidsregelaar wordt tijdelijk
uitgeschakeld en de weergegeven ingestelde
snelheid knippert.
De functie wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbij
klinkt een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
Om veilig te kunnen rijden, moet u de stoel in de juiste positie zetten
en de
spiegels afstellen voordat u gaat rijden.
De juiste houding achter het stuur
Pas de hoek van de rugleuning zo
aan dat u rechtop zit en niet voorover
hoeft te leunen om te kunnen
sturen.
Pas de zitting zo aan dat u de pedalen
helemaal kunt intrappen en dat
uw armen licht gebogen zijn bij de
ellebogen wanneer u het stuurwiel
vasthoudt.
Vergrendel de hoofdsteun met het midden zo dicht mogelijk bij de
bovenkant
van uw oren.
Draag de veiligheidsgordel op de juiste wijze.