Instructieboekje, auto handleidingen

Regeling voor bergop rijden

WAARSCHUWING

Het systeem vervangt niet de parkeerrem. Bedien voor het verlaten van de auto altijd de parkeerrem.

Wanneer het systeem wordt ingeschakeld, moet u in uw auto blijven zitten. U blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het besturen van de auto, de bewaking van het systeem en ingrijpen indien nodig. Als u niet voorzichtig bent, kan dit leiden tot verlies van controle over de auto, ernstige of dodelijke verwondingen.

Het systeem wordt uitgeschakeld als er een defect is of als u het toerental van de motor onnodig opdrijft.

Het systeem maakt het eenvoudiger tegen een helling weg te rijden zonder dat u de parkeerrem hoeft te gebruiken.

Wanneer het systeem actief is, blijft de auto nadat u het rempedaal hebt losgelaten twee tot drie seconden op de helling stilstaan. Zo hebt u de tijd om uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal te verplaatsen. Het systeem lost de remmen automatisch zodra de motor voldoende vermogen heeft opgebouwd om weg te rijden. Zo wordt voorkomen dat de auto op een helling kan terugrollen. Dit is een voordeel wanneer u op een helling moet optrekken, bijvoorbeeld vanaf een oprit van een parkeerplaats, bij verkeerslichten of tijdens achteruit inparkeren op een helling.

N.B.:  Het systeem werkt alleen als u de auto volledig tot stilstand brengt. Zet de versnellingshendel in achteruit (R) wanneer de voorzijde omlaag is gericht en in eerste versnelling (1) wanneer de voorzijde omhoog is gericht.

N.B.:  Er is geen waarschuwingslampje om aan te geven of het systeem aan of uit staat.

Hill Start Assist gebruiken
  1. Druk het rempedaal in om de auto volledig tot stilstand te brengen. Houd het rempedaal ingedrukt.
  1. Als de sensoren detecteren dat de auto op een helling staat, wordt het systeem automatisch ingeschakeld.
  1. Wanneer u uw voet van het rempedaal haalt, blijft de auto ongeveer twee tot drie seconden op de helling staan zonder naar beneden te rollen. Deze periode wordt automatisch verlengd als u bezig bent weg te rijden.
  1. Rijd op de normale manier weg. Het systeem zet de remmen automatisch vrij.
N.B.:  Wanneer u de voet van het rempedaal haalt en het pedaal opnieuw intrapt wanneer het systeem actief is, kunt u het rempedaal veel minder ver intrappen. Dit is normaal.

Het systeem in- en uitschakelen

Auto's met handgeschakelde versnellingsbak

U kunt deze functie in- of uitschakelen via het informatiedisplay.

Het systeem onthoudt de laatstgekozen instelling.

Auto's met automatische transmissie

Het systeem wordt ingeschakeld wanneer u het contact aanzet en u kunt het systeem niet uitschakelen.

    LESEN SIE MEHR:

     Ford Mondeo Vijfde generatie (Mk5) - Instructieboekje (2013-2022) > Handmatig uitschakelen

    WAARSCHUWING Als de waarschuwingslamp van het remsysteem blijft branden of meer dan vier seconden knippert nadat u de parkeerrem hebt vrijgezet, kan er een probleem zijn met uw remsysteem. Laat uw auto zo snel mogelijk controleren.

     Ford Mondeo Vijfde generatie (Mk5) - Instructieboekje (2013-2022) > Aandrijfregeling

    Werking Het tractieregelsysteem helpt het doordraaien van aangedreven wielen en verlies van tractie te voorkomen. Indien uw auto begint te schuiven, laat het systeem de remmen van individuele wielen aangrijpen en, indien nodig, vermindert het tegelijkertijd het motorvermogen. Indien de wielen tijdens het accelereren op gladde of losse ondergrond doordraaien, vermindert het systeem het motorvermogen om de tractie te vergroten.

     Ford Mondeo Vijfde generatie (Mk5) - Instructieboekje (2013-2022) > Dieselroetfilter

    WAARSCHUWINGLaat de motor niet stationair draaien of parkeer de auto niet op droge bladeren, droog gras of ander brandbaar materiaal. Het regeneratieproces werkt met bijzonder hoge uitlaatgastemperaturen en na het afzetten van de motor en tijdens en na regeneratie blijft de uitlaat een aanzienlijke hoeveelheid hitte uitstralen. Dit kan brandgevaar opleveren. De normale bedrijfstemperatuur van het uitlaatsysteem is bijzonder hoog. Voer nooit werkzaamheden uit in de buurt van het uitlaatsysteem en probeer geen delen van het uitlaatsysteem te repareren voordat het uitlaatsysteem is afgekoeld. Wees bijzonder voorzichtig wanneer u werkzaamheden uitvoert in de buurt van de dieseloxidatiekatalysator of het roetfilter. Zelfs wanneer de motor nog maar kort in bedrijf is geweest, worden de dieseloxidatiekatalysator en het roetfilter al extreem heet. Ze blijven heet nadat u de motor uitschakelt.