Instructieboekje, auto handleidingen

Parkeerhulp achter

De achtersensoren werken alleen als de transmissie in de achteruit (R) staat. Met het dichter naderen van het obstakel, neemt het tempo van de akoestische waarschuwingssignalen toe. Als het obstakel minder dan 30 cm ver is, klinkt het geluidssignaal continu. Als het systeem verder dan 30 cm vanaf de hoeken van de bumper een voorwerp herkent dat stilstaat of van de auto af beweegt, klinkt het geluid maar 3 seconden. Zodra het systeem een naderend voorwerp ontdekt, klinkt de waarschuwing opnieuw.

Parkeerhulp achter

Het sensorbereik beslaat tot 1,8 m vanaf de achterbumper. Er is mogelijk een kleiner detectiegebied rond de bumperhoeken.

Het systeem herkent bepaalde voorwerpen als de transmissie in de achteruit (R) staat:

  • wanneer de auto naar een stilstaand voorwerp toe beweegt met een snelheid van 5 km/h of minder.
  • wanneer uw auto stilstaat, maar een bewegend voorwerp de achterkant van uw auto nadert met een snelheid van 5 km/h of minder.
  • wanneer uw auto beweegt met een snelheid van minder dan 5 km/h en een bewegend voorwerp de achterkant van uw auto nadert met een snelheid van minder dan 5 km/h.
Het systeem geeft alleen geluidssignalen wanneer uw auto in beweging is of wanneer uw auto stilstaat en het gedetecteerde obstakel zich op een afstand van minder dan 30 cm van de bumper bevindt.

Indicatie van afstand tot obstakel

Het systeem biedt via het informatiedisplay een indicatie van de afstand tot een obstakel. De afstandsaanduiding wordt weergegeven indien de transmissie in de achteruit (R) staat.

De indicatie wordt weergegeven:

  • Naarmate de afstand tot het obstakel afneemt, gaan de aanduidingsblokken branden en richting het autopictogram bewegen.
  • Als er geen obstakel wordt gedetecteerd, worden de afstandsaanduidingsblokken in het grijs weergegeven.

    LESEN SIE MEHR:

     Ford Mondeo Vijfde generatie (Mk5) - Instructieboekje (2013-2022) > Werking

    WAARSCHUWING Om letsel te voorkomen, moet u altijd voorzichtig zijn in de achteruit (R) en als u het sensorsysteem gebruikt.Het systeem detecteert mogelijk geen voorwerpen met oppervlakken die reflectie absorberen. Wees altijd voorzichtig en oplettend tijdens het rijden. Als u niet goed oplet, kunt u een botsing krijgen. Verkeersgeleidingssystemen, slecht weer, luchtremmen, uitwendige motoren of ventilators kunnen de goede werking van het sensorsysteem beïnvloeden. Dit kan leiden tot verminderde prestaties of vals alarm.

     Ford Mondeo Vijfde generatie (Mk5) - Instructieboekje (2013-2022) > Parkeerhulp voor

    De sensoren aan de voorzijde zijn actief als de transmissie NIET in de parkeerstand (P) staat en als uw auto met lage snelheid rijdt. Het sensorbereik beslaat tot 70 cm vanaf de voorbumper. Het dekkingsgebied neemt af bij de buitenhoeken.

     KIA Optima (JF) - Instructieboekje (2015-2020) > Aanvullende veiligheidsmaatregelen

    Vervoer nooit mensen in de bagageruimte of op een neergeklapte rugleuning Laat iedereen rechtop zitten, met de rug tegen de rugleuning van de stoel, de veiligheidsgordel om en de voeten op de vloer. De inzittenden mogen tijdens het rijden niet uit hun stoel komen of van plaats wisselen. Een inzittende die zijn of haar veiligheidsgordel niet draagt, kan tijdens een aanrijding of een noodstop door de auto worden geslingerd, tegen andere inzittenden aan, of zelfs uit de auto worden geslingerd. Elke veiligheidsgordel is bestemd voor één persoon. Als er meerdere personen van dezelfde veiligheidsgordel gebruik maken, kunnen ze bij een aanrijding ernstig of dodelijk letsel oplopen. Maak geen gebruik van accessoires die aan de veiligheidsgordels moeten worden bevestigd. Accessoires die claimen het comfort voor de inzittenden te verbeteren of die de gordel anders geleiden, kunnen de beschermende werking van de veiligheidsgordel in negatieve zin beïnvloeden en de kans op letsel bij een aanrijding vergroten. De inzittenden moeten geen harde of scherpe voorwerpen plaatsen tussen henzelf en de airbags. Het dragen van harde of scherpe voorwerpen rond uw middel of het in uw mond houden van dergelijke voorwerpen kan ernstig letsel veroorzaken als een airbag wordt geactiveerd. Blijf op veilige afstand van de afdekkappen van de airbags. Laat iedereen rechtop zitten, met de rug tegen de rugleuning van de stoel, de veiligheidsgordel om en de voeten op de vloer. Als inzittenden zich te dicht bij een airbag bevinden, kunnen ze letsel oplopen als de airbags worden geactiveerd. Bevestig geen voorwerpen aan of in de buurt van de afdekkappen van de airbags. Voorwerpen die zijn bevestigd aan of in de buurt van de afdekkappen van de airbags vóór of de zijairbags kunnen een juiste werking van de airbags in negatieve zin beïnvloeden. Modificeer de voorstoelen niet. Modificatie van de voorstoelen kan de werking van de sensoren van het aanvullend veiligheidssysteem of van de zijairbags in negatieve zin beïnvloeden. Plaats niets onder de voorstoelen Het plaatsen van voorwerpen onder de voorstoelen kan de werking van de sensoren van het aanvullend veiligheidssysteem of van de bedrading in negatieve zin beïnvloeden. Laat nooit het heupgedeelte van uw gordel om een kind heen lopen dat op uw schoot zit. Het kind zou ernstig letsel kunnen oplopen in geval van een aanrijding. Baby’s en kinderen moeten op de juiste manier in geschikte kinderzitjes of gordels op de achterstoelen worden vervoerd.