Instructieboekje, auto handleidingen

Monteren van het wiel

Monteren van het wiel

Bevestiging van het noodreservewiel

Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen is het normaal dat bij het monteren van het noodreservewiel de ringen van de bouten de velg niet raken. Als de bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt het conische draagvlak van de bouten voor de bevestiging van het reservewiel.

Na het verwisselen van het wiel

Verwijder de naafdop van het wiel om het op de juiste manier in de bagageruimte op te bergen.

Rijd met een noodreservewiel niet sneller dan 80 km/h.

Laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het reservewiel controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.

Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwissel hem met het reservewiel.

Monteren van het wiel

  • Plaats het wiel op de naaf.
  • Draai de wielbouten met de hand vast.
  • Draai de slotbout met de wielsleutel 1 en de dop 4 enigszins vast.
  • Draai de overige wielbouten enigszins vast met alleen de wielsleutel 1.

Monteren van het wiel

  • Laat de auto volledig zakken.
  • Vouw de krik 2 op en verwijder hem.

  • Draai de slotbout vast met de wielsleutel 1 en de dop 4.
  • Draai de overige wielbouten vast met alleen de wielsleutel 1.
  • Bevestig de sierdoppen op de wielbouten (volgens uitvoering).
  • Berg het gereedschap op in de houder.

    LESEN SIE MEHR:

     Peugeot 508 Eerste generatie - Instructieboekje (2011-2018) > Demonteren van het wiel

    Stilzetten van de autoZet de auto stil op een plaats waar het verkeer niet gehinderd wordt en zorg ervoor dat de auto op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond staat.

     Peugeot 508 Eerste generatie - Instructieboekje (2011-2018) > Een lamp vervangen

     KIA Optima (JF) - Instructieboekje (2015-2020) > Goede rijgewoonten

    Houd het gaspedaal nooit ingetrapt als de selectiehendel van stand P (parkeren) of N (neutraal) in een andere stand wordt gezet. Zet de selectiehendel nooit in stand P (parkeren) als de auto nog niet volledig tot stilstand is gekomen. Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen voordat stand R of D wordt ingeschakeld. Laat de auto nooit in zijn vrij een helling af rijden. Dit is bijzonder gevaarlijk Laat de auto bij het rijden altijd in een versnelling staan. Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt. Hierdoor kunnen de remmen oververhit raken en dienst gaan weigeren. Schakel in plaats daarvan bij het afrijden van een lange helling terug naar een lagere versnelling. Hierdoor remt de auto af op de motor. Verlaag de snelheid voordat u terugschakelt Anders kan de lagere versnelling misschien niet worden ingeschakeld. Gebruik altijd de parkeerrem. Vertrouw niet uitsluitend op stand P van de transmissie om de auto op zijn plaats te houden. Wees vooral voorzichtig bij het rijden op een gladde ondergrond. Let in dat geval vooral op bij het remmen, gas geven en schakelen. Op een glad wegdek kan een abrupte snelheidsverandering leiden tot verlies van grip van de aangedreven wielen, waardoor u de controle over uw auto kunt verliezen. Voor de beste prestaties en een zo laag mogelijk brandstofverbruik moet het gaspedaal met een gelijkmatige beweging worden ingetrapt en losgelaten.