Instructieboekje, auto handleidingen

Gevallen waarin de parkeerhulp niet werkt

De parkeerhulp werkt in de volgende gevallen mogelijk niet goed:

  1. Als er ijsvorming op de sensor is (de sensor werkt weer normaal als het ijs gesmolten is).
  2. Als de sensor bedekt is met sneeuw of een andere substantie (de sensor werkt weer normaal zodra deze vrij is gemaakt).
  3. De toets van de parkeerhulp is uitgeschakeld.

De werking van de parkeerhulp wordt in de volgende omstandigheden mogelijk niet:

  1. Bij het rijden op oneffen wegen en op hellingen.
  2. Als bepaalde hoogfrequente geluiden, zoals claxons, racemotoren, luchtremmen van vrachtwagens en dergelijke de werking van de sensoren beïnvloeden.
  3. Bij zware regenval of opspattend water.
  4. Door zenders of mobiele telefoons in de buurt van de sensoren.
  5. Als de sensor met sneeuw bedekt is.

Het bereik van de sensor neemt in de volgende gevallen mogelijk af.

  1. Bij extreem hoge of lage buitentemperaturen.
  2. Bij voorwerpen lager dan 1 m en smaller dan 14 cm die niet kunnen worden gedetecteerd.

De volgende voorwerpen worden mogelijk niet door de sensoren opgemerkt:

  1. Smalle voorwerpen als touwen, kettingen enz.
  2. Voorwerpen die de hoogfrequente signalen van de sensor absorberen, zoals kleding, sponsachtige materialen ofsneeuw.

OPMERKING

  1. Het WAARSCHUWING ssignaal klinkt mogelijk niet regelmatig als het voorwerp achter de auto beweegt of een grillige vorm heeft.
  2. De correcte werking van de parkeerhulp raakt mogelijk verstoord als de bumperhoogte of de inbouwpositie van de sensoren is gewijzigd. Achteraf gemonteerde accessoires kunnen het bereik van de sensoren ook beïnvloeden.
  3. Voorwerpen die dichterbij zijn dan 30 cm worden mogelijk niet of niet goed geregistreerd. Wees alert.
  4. Wanneer de sensor bedekt is met sneeuw of water werkt deze mogelijk niet goed totdat deze weer schoon en droog is gemaakt met een zachte doek.
  5. Druk, kras of stoot niet met harde voorwerpen tegen de sensor. Anders kan het oppervlak van de sensor beschadigd raken. De sensor kan beschadigd raken.

OPMERKING Het systeem werkt alleen in het gebied waar de parkeersensoren zijn geplaatst. Bovendien worden kleine of smalle voorwerpen, of voorwerpen die zich tussen de verschillende sensoren bevinden, mogelijk niet door de sensoren geregistreerd. Houd tijdens het rijden de omgeving van de auto goed in de gaten. Informeer bestuurders die onbekend zijn met de auto over de mogelijkheden en beperkingen van het systeem.

WAARSCHUWING Wees extra voorzichtig als u dicht langs voorwerpen of personen, in het bijzonder kinderen, rijdt. Houd er rekening mee dat sommige voorwerpen mogelijk niet door de sensoren worden geregistreerd. Controleer altijd met eigen ogen of de weg vrij is voordat u wegrijdt.

    LESEN SIE MEHR:

     KIA Optima (JF) - Instructieboekje (2015-2020) > Werking van de parkeerhulp

    Voorwaarden voor gebruik Dit systeem wordt ingeschakeld wanneer de toets van de parkeerhulp wordt ingedrukt terwijl het contact in stand ON staat. Wanneer u de achteruitversnelling (R) inschakelt, gaat het controlelampje in de toets van de parkeerhulp automatisch branden en wordt de parkeerhulp geactiveerd. Het wordt automatisch uitgeschakeld wanneer u meer dan 30 km/h rijdt. (indien uitgerust met SPAS) Het bereik van de parkeersensoren bedraagt ongeveer 120 cm bij een snelheid van maximaal 10 km/h. Het bereik van de parkeersensoren bij het vooruitrijden bedraagt ongeveer 100 cm bij een snelheid van maximaal 10 km/h. Als er zich meerdere voorwerpen achter de auto bevinden, zal het dichtstbijzijnde als eerste worden geregistreerd. De sensoren opzij worden geactiveerd wanneer u de achteruitversnelling (R) inschakelt. Als de rijsnelheid hoger is dan 20 km/h, wordt het systeem automatisch uitgeschakeld. Druk op de toets om het systeem weer in te schakelen.

     KIA Optima (JF) - Instructieboekje (2015-2020) > Zelfdiagnose

    Wanneer u stand R (achteruit) inschakelt en als minstens een van de onderstaande zaken optreedt, dan kan er een storing zijn in het parkeerhulpsysteem achter. U hoort geen WAARSCHUWING sgeluid of als de zoemer met tussenpozen klinkt. wordt weergegeven (indien van toepassing).

     Ford Mondeo Vijfde generatie (Mk5) - Instructieboekje (2013-2022) > Mobiele telefoon voor het eerst koppelen

    Door uw mobiele telefoon draadloos te verbinden met het systeem kunt u handsfree bellen en gebeld worden. N.B.:  Schakel het contact en de radio in. N.B.:  Druk op de pijl omhoog of omlaag op uw audiosysteem om door de menu's te scrollen. Zorg dat de Bluetooth-functie op uw mobiele telefoon ingeschakeld is voordat het zoeken wordt gestart. Raadpleeg zo nodig de handleiding van het apparaat. Druk op de toets PHONE. Als het display van de audio-unit aangeeft dat geen telefoons zijn gekoppeld, selecteert u de optie Toevoegen. Wanneer een bericht voor het beginnen met koppelen in het display van de audio-unit wordt weergegeven, zoekt u naar SYNC op uw mobiele telefoon om de koppelingsprocedure te starten. Selecteer SYNC op uw mobiele telefoon. Wacht tot de pincode verschijnt op het telefoondisplay. Vergelijk de pincode op de telefoon met de pincode op het audiodisplay, en accepteer het verzoek op het display van de mobiele telefoon en het voertuig. Het display geeft aan wanneer de koppeling is voltooid. N.B.:  In sommige gevallen wordt u gevraagd om een pincode in te voeren op uw telefoon. Voer dan de pincode van zes tekens die verschijnt op het audiodisplay, in op uw telefoon. Het display geeft aan wanneer de koppeling is voltooid.