Aan/uit-schakelaar airbag
Met dit systeem kunnen de voorpassagiersairbag en de knie-airbag voor
de
voorpassagier worden uitgeschakeld.
Schakel deze airbags alleen uit als er een baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel
gebruikt wordt.
- Controlelampje PASSENGER AIR
BAG.
Het controlelampje ON gaat branden als het airbagsysteem is
ingeschakeld (alleen als het contact AAN staat)
- Aan/uit-schakelaar airbag.

Uitschakelen van de voorpassagiersairbag en de knie-airbag voor de
voorpassagier
Steek de mechanische sleutel in de
slotcilinder en draai deze in de stand
OFF.
Het controlelampje OFF gaat branden
(alleen als het contact AAN staat).

■ Informatie over controlelampje PASSENGER AIR BAG
Als een van de onderstaande problemen optreedt, is er mogelijk een storing
in het systeem
aanwezig. Laat de auto controleren door een erkende Lexus-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
- ON noch OFF gaat branden.
- Het controlelampje reageert niet wanneer de aan/uit-schakelaar
van de airbag van
ON naar OFF wordt gezet.
WAARSCHUWING ■ Als er een baby- of kinderzitje
wordt geplaatst
Plaats vanwege veiligheidsredenen het baby- of kinderzitje
altijd op een achterstoel.
Als de achterstoel niet kan worden gebruikt, mag de voorstoel
worden gebruikt zo
lang de aan/uit-schakelaar van de airbag in stand OFF wordt
gezet.
Als de aan/uit-schakelaar van de airbag in stand ON blijft
staan, kan de kracht die met
het activeren (opblazen) van de airbag gepaard gaat, ernstig
letsel veroorzaken.
■ Als er geen baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel is geplaatst
Controleer of de aan/uit-schakelaar van de airbag in stand ON
staat.
Als de schakelaar in stand OFF staat, zal de airbag in geval van
een ongeval niet worden
geactiveerd, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
|
LESEN SIE MEHR:
De SRS-airbags worden geactiveerd als de auto betrokken raakt bij
bepaalde
soorten zware aanrijdingen, die zouden kunnen leiden tot ernstig letsel voor
de inzittenden. Ze werken samen met de veiligheidsgordels om de kans op
ernstig letsel te beperken.
Bij een frontale aanrijding met een lichaam, bijvoorbeeld een
voetganger,
zorgt het systeem van de actieve motorkap ervoor dat het achterste deel van
de motorkap omhoogkomt om het risico op een harde klap op het hoofd e.d.
van de voetganger te verminderen door de speling van de motorruimte te
vergroten.
Het opslaan van snelheden geldt voor de snelheidsbegrenzer en voor de
snelheidsregelaar.
Werking
U kunt vijf snelheden opslaan in het geheugen
van het systeem.
Standaard zijn er al enkele snelheden
opgeslagen.
Ga naar het "Hoofdmenu" van het display
van het instrumentenpaneel door op de
toets "CONFIG" te drukken.
Selecteer het menu "Parameters auto" en
bevestig uw keuze.
Selecteer "Hulp bij het rijden" en bevestig
uw keuze.
Selecteer "Geprogrammeerde
snelheden" en bevestig uw keuze.
Selecteer "Activeren" om de opgeslagen
snelheden te kunnen gebruiken.
Vink de snelheden M1 tot en met M5 aan
die u wilt gebruiken.
Verplaats de cursor naar de gekozen
waarde en druk vervolgens op "CONFIG"
om de waarde te kunnen wijzigen.
Selecteer "OK" en bevestig dit om de
wijzigingen op te slaan.
Voer deze handelingen omwille van de
veiligheid alleen uit als de auto stilstaat
en gebruik hierbij het display van het
instrumentenpaneel.